Als je je huis gaat isoleren, kan je uit een heleboel materialen kiezen. Er bestaan tegenwoordig heel wat natuurlijke isolatiematerialen als vlas, hennep, katoen of schapenwol. Vaak hebben ze een iets lagere isolatiewaarde dan traditionele materialen, maar dat weten ze ruim te compenseren met andere troeven. Wat moet je weten over deze natuurlijke materialen? En hoe moet je ze vergelijken met traditionele isolatiematerialen? Wij maakten een lijst van de 5 meest gestelde vragen rond natuurlijke isolatiematerialen.
1. Natuurlijke en ecologische isolatiematerialen: zijn ze beter voor het milieu?
Vaak wel!
Natuurlijke isolatiematerialen zijn gemaakt van nagroeibare grondstoffen. Bijvoorbeeld van vlas, hennep, katoen of cellulose. Deze materialen zijn beter voor het milieu dan de meeste materialen van aardolie of minerale oorsprong. Ze nemen CO2 op tijdens hun levensduur, bevatten geen additieven, zijn terug integreerbaar in de natuur en hebben een lage milieu- en gezondheidsimpact.
Worden er toch additieven toegevoegd die milieubelastend, niet-natuurlijk of slecht recycleerbaar zijn? Dan mogen deze materialen geen ‘natuurlijke isolatiematerialen’ meer heten. Vaak worden deze materialen dan verkocht onder de term ‘biobased.’
Veel natuurlijke isolatiematerialen zijn een duurzame keuze, maar dat geldt zeker niet voor ze allemaal. Ook van natuurlijke materialen is de milieubelasting namelijk niet nul: tijdens productie van grondstoffen, productie en transport komen soms milieubelastende stoffen vrij.
Natuurlijke en ecologische isolatiematerialen bevatten nauwelijks schadelijke stoffen en hebben dus een geringe (of zelfs positieve) impact op je gezondheid.
Schapenwol is zelfs een afrader als isolatiemateriaal: de uitstoot van de broeikasgassen (CO2, methaan) is 20 keer zo hoog als die van steenwol of glaswol en 4 keer zo hoog als die van kunststof hardschuim met dezelfde isolatiewaarde (Rd-waarde). Hoe komt dit? Een schaap vraagt veel grond om te grazen, produceert gemiddeld 30 liter methaan per dag en zorgt voor meer stikstof in de bodem, waardoor de biodiversiteit afneemt. En in de schapenvacht wordt veel gif gebruikt tegen ongedierte. Over de hele levenscyclus heeft schapenwol daarom niet zo’n goede milieuscore.
Als we naar natuurlijke materialen kijken, moeten we daarom goed kijken naar waar de materialen vandaan komen. Wat scoort vaak goed? Hernieuwbaar of nagroeibaar, lokaal, circulair, geen of weinig toevoegingen, en gezond bij productie en verwerking.
Lees ook: 2 experts over het kiezen van isolatiemateriaal
2. Is het type materiaal belangrijker dan hoe dik je isoleert?
Dát je isoleert, heeft een grotere impact dan met welk materiaal je dat precies doet.
Door te isoleren bespaar je namelijk veel energie, wat goed is voor het klimaat. Verder is het erg belangrijk dat je kiest voor een hoge isolatiewaarde (Rd) en dat je het materiaal goed aanbrengt, zodat het lang meegaat.
De productie (en afvalverwerking) van isolatiematerialen vormt maar een klein deel van de milieu-invloed van woningbouw. Zeker als je het vergelijkt met staal of beton. Immers: isolatiemateriaal beslaat minder dan 1% van de massa van de woning. Dat is erg weinig, als je bedenkt dat in een goed geïsoleerd huis maar liefst een derde tot de helft van het volume van de constructie uit isolatiemateriaal bestaat. In feite is isolatiemateriaal vooral verpakte lucht. Daarom zijn in een milieubeoordeling de isolatiewaarde en levensduur van het materiaal belangrijk.
Het feit dat je goed isoleert, is dus de eerste belangrijke stap. Wil je bouwen met een zo laag mogelijke milieu-impact? Kijk dan ook naar de volledige opbouw, zoals bijvoorbeeld de materialen die je gebruikt voor je structuur, binnen- en buitenafwerking. Ook kan het lonen om te bekijken wat de CO2-uitstoot, gezondheidsimpact bij productie, transport en circulariteit van het product is. Veel natuurlijke materialen komen dan goed uit de bus.
Welke soort materialen scoren vaak goed? Hernieuwbaar of nagroeibaar, lokaal, circulair, geen of weinig toevoegingen, en gezond bij productie en verwerking."
3. Bevatten natuurlijke isolatiematerialen minder schadelijke stoffen?
Ja, dat is zo!
Natuurlijke en ecologische isolatiematerialen bevatten nauwelijks schadelijke stoffen en hebben dus een geringe (of zelfs positieve) impact op je gezondheid. Let daarbij wel op dat je niet kiest voor natuurlijke materialen met synthetische additieven. Bij sommige petrochemische isolatiematerialen kunnen er bij productie en plaatsing wel schadelijke stoffen vrijkomen. Maar bij een klassieke plaatsing is de isolatie netjes ingepakt in de constructie en kan het na de plaatsing in principe geen kwaad meer.
Om een overzicht te krijgen van verschillende isolatiematerialen, kan je de milieuclassificatie van NIBE of de site van Milieubewust Isoleren raadplegen. Deze classificaties vergelijken de milieu-impact van bouwproducten binnen eenzelfde toepassing, en analyseren ook de gezondheidsimpact.
Bij natuurlijke isolatiematerialen hoef je je geen zorgen te maken over giftige dampen of chemische stoffen. Toch vergen natuurlijke isolatiematerialen soms wat aandacht bij plaatsing, ook al gaat het niet over chemische stoffen. Ga je zelf aan de slag met glaswol of steenwol? Dan moet je beschermende kleding, een mondkapje en handschoenen dragen, zodat je huid en longen niet in aanraking komen met vezels of stof. Ook bij het inspuiten van cellulose of het plaatsen van houtvezel kan er veel stof in de lucht komen. Andere materialen zoals vlas, geëxpandeerde kurk of hennep vergen weinig voorzorgsmaatregelen bij plaatsing.
Bij het aanbrengen of verwijderen van een petrochemisch isolatiemateriaal komt er wat meer voorzorg bij kijken, en is het belangrijk om alle veiligheidsvoorschriften uit de gebruiksaanwijzing heel goed op te volgen. Tijdens het spuiten van polyurethaan (PUR) (wat we trouwens ten zeerste afraden wegens milieu-impact en niet-recycleerbaarheid) en de productie van platen (al beter recycleerbaar) in de fabriek komen er bijvoorbeeld isocyanaten vrij. Daarom is het belangrijk dat jij of je aannemer de veiligheidsvoorschriften goed opvolgt.
4. Kunnen natuurlijke isolatiematerialen het vocht in je woning reguleren, waardoor ventileren niet meer hoeft?
Nee, dat klopt niet. Je moet altijd ventileren.
Er wordt weleens gezegd dat natuurlijke materialen door hun vochtregulerende eigenschappen beter 'ademen': in een vochtige omgeving nemen ze vocht op en in een droge omgeving geven ze vocht af. Ventileren zou daardoor minder of zelfs niet meer hoeven. Dat schept verkeerde verwachtingen. Ventileren heeft namelijk meerdere functies: het afdrijven van vocht en afvalstoffen, en het verversen van de binnenlucht bijvoorbeeld.
Sommige isolatiematerialen kunnen inderdaad (kleine hoeveelheden) vocht opnemen. Maar dat ze daardoor de luchtvochtigheid in je huis volledig kunnen regelen, klopt meestal niet. Als je de natuurlijke isolatie bloot laat aan de binnenomgeving of als je kiest voor een specifieke dampdoorlatende opbouw, kan er een kleine hoeveelheid vocht gebufferd worden. Maar isolatie die weggewerkt zit achter een afwerkingslaag die niet dampdoorlatend is (een gipsplaat bijvoorbeeld) heeft weinig tot geen impact op de relatieve vochtigheid in de binnenomgeving. Het is dus niet zo dat je door natuurlijke materialen te gebruiken, je geen ventilatie meer nodig hebt.
Ook voor je gezondheid is het belangrijk om je huis goed te ventileren. De lucht in je woning raakt op allerlei manieren vervuild. We ademen, koken, wassen en drogen de was, maar kopen ook nieuwe spullen die - zonder dat je het merkt - giftige stoffen kunnen afgeven aan de lucht. In verf, spaanplaat en sommige meubels zitten bijvoorbeeld schadelijke stoffen. Daarom is het belangrijk om de lucht in huis goed te verversen. Vieze lucht moet het huis uit en schone lucht moet naar binnen komen. Of je nu bouwt met natuurlijke materialen of eerder traditioneel: een gezonde woning kan niet zonder ventilatie.
Conclusie: Ventileren moet altijd voor je gezondheid. Natuurlijke isolatiematerialen achter een dampscherm of afwerkingslaag hebben geen invloed op het binnenklimaat, dus hebben ze geen invloed op de binnenlucht.
Het is niet zo dat je door natuurlijke materialen te gebruiken, je helemaal geen ventilatie meer nodig hebt."
5. Zorgen natuurlijke materialen voor een beter zomercomfort?
Niet tot weinig als je voldoende isoleert.
Met elke langdurige hittegolf blijkt weer hoe bijzonder moeilijk het is om het binnen in je woning comfortabel koel te houden. Zeker zonwering, al dan niet in combinatie met een doorgedreven nachtelijke verluchting van de woning, is cruciaal. Maar ook de wijze waarop je woning opgebouwd is en je isolatiepakket maken een wereld van verschil.
Het is dus vooral belangrijk om goed te isoleren. Zorg voor een voldoende hoge R-waarde, zorg dat je woning wind- en luchtdicht is en dat je zo de warmte buiten houdt. Met welk isolatiemateriaal die R-waarde wordt behaald, is minder van belang. Meer dan 10 jaar geleden werd dit al onderzocht door Buildwise, recent nog eens opnieuw, met nog steeds diezelfde conclusie: je zomercomfort wordt veel sterker beïnvloed door hoe goed of dik je isoleert, minder met welk materiaal je isoleert.
Vergelijking van de impact van de installatie van zonweringen of van nachtelijke ventilatie op de oververhittingsindicatoren vanaf een temperatuur van 25 °C. Hoe lager de gekleurde balkjes, hoe minder kans op oververhitting. (Bron: Buildwise, WTCB-Contact 2021/2)
Waarom lees je dan vaak dat bio-ecologische materialen goed zijn voor een beter zomercomfort? Dat heeft te maken met het concept "faseverschuiving". De faseverschuiving geeft aan hoe lang warmte erover doet om door een materiaal te gaan. Faseverschuiving is dus de tijd tussen de warmtepiek buiten en de warmtepiek binnen uitgedrukt in uren. Bio-ecologische materialen scoren hierbij erg goed: bij een gelijke isolatiedikte, gaat de warmte 2,5 keer trager door houtwolisolatie dan door bijvoorbeeld glaswolisolatie.
Maar een dak of wand bestaat uit meer dan isolatie alleen. Zo is de faseverschuiving niet enkel afhankelijk van je isolatiedikte en de warmteopslagcapaciteit en de dichtheid van het isolatiemateriaal, maar ook van de andere constructiedelen. Die zijn vaak veel bepalender. Zo werd bijvoorbeeld de invloed van de binnenafwerking getest door gipsplaten van 12,5 mm te vergelijken met kleiplaten van 22 mm. Hier was wel een duidelijk verschil merkbaar, ten voordele van de kleiplaten.
Om het zomercomfort te verbeteren, moeten er dus eerst buitenzonneweringen en een doeltreffende nachtelijke ventilatie voorzien worden. Vervolgens wordt het zomercomfort bepaald door hoe dik je isoleert. Het type isolatiemateriaal heeft een vrij kleine impact op de thermische faseverschuiving. Uitzonderingen zijn isolatiematerialen in wanden met een dichtheid van meer dan 100 kg/m³ (stijve houtvezel, kalkhennep ...). Zij vergroten de thermische inertie wel.
Conclusie
Goed isoleren is het voornaamste. Met welk materiaal je dat doet, heeft een milieu-impact van een kleinere omvang. De meeste isolatiematerialen hebben een lage milieu-impact, als je het vergelijkt met de grote winst van goede isolatie voor het klimaat. Toch hebben heel wat natuurlijke isolatiematerialen enkele grote troeven: ze zijn meestal nagroeibaar of hernieuwbaar, makkelijk te plaatsen, lokaal te produceren, circulair en gezond bij productie en verwerking. Ze hebben dus vaak een streepje voor. Maar deze eigenschappen zijn niet uniek of altijd geldig voor natuurlijke materialen. Kritisch blijven nadenken is dus de boodschap, maar over het algemeen geldt wel: isoleer voldoende, en kies voor een (natuurlijk) materiaal met een lage milieu-impact als dat past binnen jouw wensen en budget.
Dit artikel kwam mede tot stand met medewerking van Bert Vanderwegen, technisch adviseur duurzaam (ver)bouwen bij Dialoog vzw en Yara Helsen van Vibe. Ecobouwers is echter eindverantwoordelijke voor de inhoud.