Eén van de pijlers waar België hard aan moet werken om haar klimaatdoelstellingen van 2050 te halen, is het verduurzamen van haar woningen. In 2050 moeten we namelijk in staat zijn onze woningen te verwarmen zonder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. Dat betekent natuurlijk niet dat we pas over 30 jaar moeten beginnen. Het betekent dat we over minder dan 30 jaar klaar moeten zijn. We moeten vandaag aan de slag, met de technologie en de technieken die nu al bestaan. Een weldoordachte, toekomstgerichte visie is nodig om ons te kunnen voorbereiden op de woningen van morgen. Welke oplossingen zijn er?
In het kort
- Wil je verhuizen? Kies een woning in stads- of dorpskern
- Renoveer je woning zodat je energievraag daalt
- Kies voor lagetemperatuurverwarming zodat je woning compatibel is met eender welk duurzaam verwarmingssysteem
- Praat erover met je architect of aannemer of vraag advies bij een provinciaal steunpunt duurzaam bouwen en wonen
- Verspreid de boodschap!
Iedereen full-electric?
Dankzij zonnepanelen, warmtepompen en zonnecollectoren kunnen we nu al woningen bouwen die energieneutraal zijn, of zelfs meer energie winnen dan ze verbruiken. Uiteraard is dit enkel mogelijk dankzij naadloze isolatie, luchtdicht bouwen en een degelijk ventilatiesysteem. Maar onmogelijk is het dus zeker niet.
En toch. Nemen we deze manier van bouwen als leidraad voor álle woningen, dan lopen we tegen de lamp. Want hoewel passief- en pluswoningen op jaarbasis meer energie kunnen produceren dan ze verbruiken, is de energieproductie afhankelijk van de seizoenen. In de lente en de zomer is er sprake van overproductie door zonnepanelen. Op zonnige, warme dagen is er zelfs een kans dat het net overbelast raakt. In de herfst en winter moet er daarentegen nog steeds energie afgetapt worden van het net om alle warmtepompen te laten draaien. Een stevige koudegolf kan zelfs betekenen dat we toch nog beroep moeten doen op fossiele brandstoffen om ons te kunnen verwarmen.
Op korte termijn kunnen warmtebuffers de koudere, gure dagen wel overbruggen. Denk maar aan vaten met warm water die opgewarmd worden tijdens zonnige periodes, of (auto)batterijen. Maar deze reddingsmiddelen werken nooit langer dan een paar dagen, laat staan een hele winter. Bovendien is het niet zo efficiënt om bij elke woning een omvangrijk buffervat te plaatsen.
Collectieve warmte: het alternatief?
Een alternatief zijn warmtenetten. Warmtenetten ontstaan waar meerdere woningen, zoals een appartementsgebouw of zelfs een hele wijk, aangesloten zijn op eenzelfde verwarmingssysteem. In plaats van dat iedereen zijn eigen thermische energie moet opwekken, sluit je verschillende woningen dus aan op één systeem. Hierdoor kan de warmte veel efficiënter geproduceerd, opgeslagen en verdeeld worden.
Hoe duurzaam een warmtenet is, hangt van de warmtebron af. Het verwarmingssysteem kan restwarmte zijn van een nabijgelegen fabriek, maar ook geothermische warmte of hernieuwbaar opgewekte warmte uit biomassa. Ook synthetisch of biogas kan dienen als motor voor een gezamenlijk verwarmingssysteem. Bovendien produceert dit gas warmte op zeer hoge temperatuur, waardoor de hitte eerst ingezet kan ingezet voor industriële doeleinden. Nadien wordt de restwarmte gebruikt om woningen te verwarmen.
Hernieuwbaar gas heeft heel wat voordelen. Power-to-gas - waarbij waterstof geproduceerd wordt door elektrolyse van water met behulp van hernieuwbare elektriciteit - zal toelaten dat hernieuwbare elektriciteit op piekmomenten gestockeerd kan worden in het gasnet. Daarnaast kan het gasnet ook voor een seizoenale buffer zorgen en kunnen gascentrales op hernieuwbaar gas bijspringen wanneer de elektriciteitsproductie door wind en zon ontoereikend is.
Al deze mogelijkheden (restwarmte, geothermie, biomassa, biogas,...) hebben één ding gemeen: ze zijn collectief en zitten verweven in een warmtenetwerk. Ook windenergie wordt beter op collectief vlak gerealiseerd dan individueel: beter één grote windmolen dan ieder zijn eigen klein windmolentje.
De toekomst van onze warmtevoorziening zit dus in de gemeenschappelijke opwekking en verdeling van hernieuwbare energie via warmtenetten.
Pech voor de mensen met een warmtepomp?
Natuurlijk niet. Warmtenetten sluiten woningen die (gedeeltelijk) zelfvoorzienend zijn niet uit. Wel vangen ze beter de schommelingen van het net op en verzekeren ze een continue warmtelevering. Beeld je het woonpark in 2050 in als een dynamisch web waar alle oplossingen een plaats hebben: warmtenetten op industriële restwarmte, geothermie, biomassa of hernieuwbaar gas met gezamenlijke warmteopslag, maar dus ook individuele warmtepompen of biomassa.
Centraal staat de gedachte dat we tegen 2050 een oplossing moeten hebben die optimaal is voor elke woning, maar ook gezien binnen de context van de omgeving.
Hoe bereiden we ons daarop voor?
2050 is dichterbij dan het lijkt. Over amper een goeie 30 jaar moet al het bovenstaande uitgevoerd en geoptimaliseerd zijn. We kunnen er dus best nu al aan beginnen. Maar hoe doen we dat? De oplossingen zijn er:
1. Dichter bij elkaar gaan wonen
Cruciaal voor het goed functioneren van warmtenetten is dat de woningen niet te ver uit elkaar staan. Elke afgelegde meter zorgt namelijk voor een (weliswaar klein) warmteverlies, maar vooral voor een hogere kost. Dichte dorps- en stadskernen zijn dan ook veel beter uitgerust voor de toekomst dan de typische Vlaamse lintbebouwing. Verhuis je of zoek je andere oorden op? De stads- of dorpskern is je beste keuze. (Lees ook: Na rekeningrijden, nu ook rekeningwonen?)
2. Onze woningen renoveren
Een volgende stap in de richting van een woningpark dat volledig kan draaien op hernieuwbare energie, is het terugdringen van de energievraag. Elk kilowattuur dat niet verbruikt wordt, hoeft niet geproduceerd te worden. Energiezuinig renoveren met duurzame isolatiematerialen, luchtdicht bouwen en een kwalitatief ventilatiesysteem bespaart op relatief korte termijn al meer energie dan er nodig was om deze materialen te produceren. Ook slim warm waterbeheer bespaart een hoop energie: spaarzaam zijn met warm water dat zo efficiënt mogelijk opgewekt en opgeslagen wordt.
3. Kies voor een lage temperatuurverwarming
In klassieke radiatoren circuleert cv-water dat opgewarmd is tot 55°C of meer. Voor vloer-, wand- of plafondverwarming moet het water tot slechts 35°C verwarmd worden. Een dipje van 20°C, dat het verschil kan maken tussen een mogelijke latere aansluiting op een warmtenet of niet. Ook een warmtepomp heeft baat bij een lage temperatuurverwarming, want die kan het rendement van de warmtepomp sterk verbeteren. Door zo veel mogelijk woningen te voorzien van lage temperatuurverwarming, beperken we bovendien het piekvermogen dat nodig zal zijn tijdens extreem strenge winterperiodes.
4. Maak je architect of aannemer attent op de toekomst
Om al deze toepassingen tegen 2050 makkelijk in onze woningen te kunnen integreren, moeten we het woningpark flexibel maken. De voorzieningen om aan te sluiten op warmtenetten moeten er zijn. Praat met je architect of aannemer over de opties in de toekomst. Een in 2020 geplaatste ketel zal tegen 2050 bijvoorbeeld al lang vervangen zijn, maar het gebouw zelf en het warmteverdeelsysteem hebben een veel langere levensduur.
5. Verspreid de boodschap
Ben je zelf niet van plan om te bouwen of renoveren, maar ken je mensen met bouwplannen? Breng hen dan op de hoogte van de evoluties die eraan komen. 2050 begint nu.
Meer lezen?
Onderzocht: verwarmen we in de toekomst nog met gas of mazout?
Bond Beter Leefmilieu: Nieuwe studie groene warmte
Advies en begeleiding
Advies nodig om je eigen woning futureproof te maken? Ga dan zeker langs bij jouw provinciale steunpunt voor duurzaam bouwen. Zij bieden onafhankelijk, professioneel advies - gratis, of aan een klein prijsje - bij alle aspecten van je verbouwing of bouwproject.
Download zeker ook de BENOvatiebrochure van het Vlaams Energieagentschap, die je stap voor stap door je renovatietraject loodst.