Hoe hou je je woning fris als de zon meedogenloos op je gevel en ramen brandt? Nu hittegolven al lang geen uitzondering meer zijn, neemt de nood aan verkoeling enkel toe. Maar hoe kan je het gevaar op oververhitting beperken? Bert Vanderwegen, adviseur voor Dialoog, vertelt in drie artikels welke maatregelen je kan treffen. De focus in dit artikel: zonwering.
Rolgordijnen zijn een manier om de zon te weren.
Oververhitting is niet alleen voor de zomer
Je wil je huis natuurlijk koel houden en hoge binnentemperaturen vermijden. In de volksmond heet het koel houden van je huis ‘zomercomfort’, maar dat is een misleidende term. Ook in andere seizoenen zoals de lente en de herfst - maar ook in de winter! - kan de temperatuur in huis oplopen als de zon flink schijnt. Het kan dus goed zijn dat het kwik boven 25°C stijgt. Die temperatuur wordt meestal als grenswaarde gezien voor een aangenaam ‘zomercomfort’. Bij hogere temperaturen binnenshuis spreken we over oververhitting.
Hoe voorkom je oververhitting?
Als je oververhitting wil voorkomen, dan geldt één simpele vuistregel: voorzie zonwering aan de drie zonkanten van je woning. Het oosten, het zuiden en het westen. Of zorg voor de nodige voorzieningen, zodat je later steeds zonwering kan plaatsen. Doe je dat niet, dan krijg je gegarandeerd spijt. Op het zuiden kan je oververhitting vermijden met een ruime dakoversteek. Maar in het oosten en het westen - waar de zon laag staat - kies je beter voor een dynamische vorm van zonwering, zoals bijvoorbeeld screens. Zeker de westgevel is een grote uitdaging.
Hoewel het vermijden van oververhitting meer inhoudt dan het plaatsen van zonwering, is het veruit de belangrijkste ingreep. Andere factoren zoals bijvoorbeeld de thermische massa van je woning en de isolatiegraad, spelen ook een rol, maar in veel mindere mate.
Welke factoren bepalen het risico op overhitting?
Heel wat onderdelen van de bouwschil van je woning beïnvloeden het risico op oververhitting. Begin je met bouwen? Dan kan je alvast rekening houden met de volgende factoren:
Het beglaasde oppervlak (ramen, dakramen en koepels) heeft de grootste impact. Een geïsoleerd dak met een groot dakvlakraam op het zuiden zonder buitenzonwering, zal bijvoorbeeld gegarandeerd zorgen voor oververhitting.
De warmte buiten houden is één ding. Als de warmte binnen is, moeten we de die ook weer terug weg krijgen. ‘s Nachts verluchten is de boodschap. De thermische massa (hoeveel warmte de constructie kan vasthouden) speelt hierbij een belangrijke rol. Maar zowel lichtere constructies met weinig massa - zoals een houtskeletbouw - als zwaardere constructies - uit beton of baksteen - kunnen comfortabel gehouden worden bij hogere temperaturen met een efficiënte zonwering en (nacht)ventilatie.
Ook de isolatiegraad van je woning, de luchtdichtheid, het isolatietype en de soort afwerking van de gebouwschil hebben een invloed, maar veel beperkter.
Planten en begroeiing als natuurlijke zonwering
Wees voorzichtig met glas
Het buitenhouden van zonnewarmte via de beglaasde oppervlakken is je belangrijkste maatregel. Dat begint met het beperken van je glasoppervlakte. Voldoende glas is fijn om in de winter te genieten van gratis zonnewarmte en het mooie uitzicht van je tuin. En natuurlijk om in elke ruimte voldoende daglicht binnen te halen. Maar glas houdt altijd een risico op oververhitting in.
Hou het hoofd koel met onze tips
Een woning is comfortabel als je er in slaagt een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds gewenste zonnewinsten in de winter, voldoende daglicht, zicht en privacy en anderzijds ongewenste hitte in de zomer. Een aantal vuistregels kunnen hierbij helpen:
- Om voldoende daglicht te laten binnenstromen, adviseert men een minimale verhouding tussen glas- en vloeroppervlakte van 1 op 6 voor leefruimtes en 1 op 8 voor keuken en slaapkamers (1 op 12 bij dakvlakramen). De ratio 1 op 4 houdt al een grote kans op oververhitting in. Zorg dus voor een goede balans.
- Sommige bronnen gebruiken percentages voor de oppervlakte aan glas per gevel, afhankelijk van de oriëntatie. Bijvoorbeeld maximum 5 à 10 % glas op het noorden, 10 à 15 % op het oosten en westen en maximum 50 % op het zuiden. Hierbij houdt men geen rekening met de grootte van de achterliggende ruimte. Niet vergeten dat het steeds gaat om het streven naar een evenwicht tussen zonnewinsten (gewenst versus ongewenst), zicht en licht. Een goed ontwerp weet een goed evenwicht te vinden.
Toch is een goede verhouding tussen glas en vloer niet zaligmakend, en zal een goede zonwering in de meeste gevallen onmisbaar zijn. Zo beperk je het risico op oververhitting helemaal.
Bert Vanderwegen, adviseur bij Dialoog, geeft lezingen over zomercomfort
Soorten zonwering
Binnenzonwering
Bij binnenzonwering wordt de zon geweerd aan de binnenzijde van het glas, bijvoorbeeld met behulp van gordijnen. Het effect van binnenzonwering is daarom beperkt omdat de zonnewarmte immers al binnen is voordat je die tegenhoudt. Er wordt maximum 40 % van de zonnewarmte tegengehouden. Kies je toch voor binnenzonwering, kies dan een lichte kleur zodat er ze zo weinig mogelijk warmte geabsorbeerd wordt.
Is binnenzonwering dan overbodig als je buitenzonwering hebt? Nee. Binnenzonwering kan in veel gevallen erg handig zijn, bijvoorbeeld bij een laagstaande zon in de winter of als de zon verblindend op een beeldscherm schijnt. Maar om oververhitting te vermijden, zijn er betere opties.
Een oversteek boven je raam
Met buitenzonwering kun je wel 80 tot 90 % van de zonnewarmte tegenhouden. Hoeveel hangt af van het type zonwering en de kleur. We maken een onderscheid tussen vaste en bewegende buitenzonwering.
Vaste zonweringen zijn bijvoorbeeld oversteken boven een raam. Het effect ervan hangt af van de lengte van de oversteek ten opzichte van de hoogte van het raam eronder:
- Bij een verhouding tussen oversteek en raamhoogte van L/H = 1/1,8 heb je enkel op 21 juni bij de hoogste zonnestand ‘s middags 100 % schaduw. Bij een raamhoogte van 1,80 meter betekent dat een dakoversteek van 1 meter lengte. Dat is te weinig.
- Als L/H = 1/1,5 dan heb je van 12 mei tot 1 augustus 's middags 100 % schaduw. Bij een raamhoogte van 1,80 meter betekent dit een dakoversteek van 1,20 meter.
Dit geldt enkel voor gevels op het zuiden. Op het oosten en westen staat de zon veel lager en hebben oversteken weinig effect: de zon schijnt er onderdoor. Maar ook op het zuiden hebben oversteken hun beperkingen: in de tussenseizoenen staat de zon lager en kan er toch nog veel zon op het raam vallen.
Andere vormen van vaste zonweringen zijn schaduwdoeken of zeilen die (deels) schaduw werpen op het raam. Zij hebben dezelfde beperkingen al zijn ze iets flexibeler in te zetten.
Planten als natuurlijke zonwering
Bomen, struiken en beplanting kunnen ook gebruikt worden als zonwering. Dit zijn best bladverliezende soorten zodat er zonwering is in de zomer en warmtewinst in de winter. Ook mogelijk: een constructie met een klimplant. Hop en druivelaar zijn twee plantensoorten die uitermate geschikt zijn voor deze toepassing omdat ze in de winter vrijwel volledig verdwijnen, maar in de zomer snel terug aangroeien. Bomen en klimplanten hebben echter ook een nadeel: in het tussenseizoen, en dan vooral in de lente, kan het voorvallen dat er nog onvoldoende bladgroei is om bij zacht en zonnig lenteweer de zon tegen te houden.
Bovendien hebben planten als zonwering dezelfde beperking als een oversteek: ze hebben vooral effect op het zuiden en minder op oost en west.
Dynamische buitenzonwering
Een kwart van het invallende zonlicht is diffuus, indirect zonlicht. Dat kan een vaste, horizontale zonwering niet tegenhouden. Een makkelijke oplossing daarvoor is een beweegbare of dynamische zonwering, ook op het zuiden.
Dynamische buitenzonwering bestaat er in vele vormen: screens, buitenjaloezieën, uitvalschermen, knikarmschermen (ook gekend als zonnescherm), markisolette (combinatie van een screen en een uitvalscherm), schuifschermen, vouwschermen en luifels (met beweegbare doeken of lamellen).
Het zou te veel tijd vragen om alle types te bespreken, met hun voor- en nadelen. We bespreken daarom die aspecten die je zeker in overweging moet nemen om een goede keuze te maken. Spoiler: screens houden het beste het indirecte zonlicht tegen.
Welke zonwering voor jouw woning?
Op de vraag welke buitenzonwering het meest geschikt is voor je woning, kijk je best eerst naar de ‘zontoetredingsfactor’. Net zoals bij beglazing, wordt de zontoetreding aangegeven met een g-waarde (uitgedrukt in procent) die aangeeft hoeveel procent van de zonnewarmte die op de zonwering invalt ook wordt doorgelaten. De g-waarde geldt steeds voor de combinatie van de zonwering plus glas. De performantie wordt aangeduid in klassen, gaande van 0 (zeer weinig effect) tot 4 (zeer goed effect) zoals je ziet in de tabel.
Klasse | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
---|---|---|---|---|---|
Effect | Zeer weinig effect | Weinig effect | Matig effect | Goed effect | Zeer goed effect |
gtot | gtot >= 0,50 | 0,35 = gtot 0,50 | 0,15 = gtot 0,35 | 0,10 = gtot 0,15 | gtot 0,10 |
Hoe lager de g-factor, hoe efficiënter de zonwering?
Toch mag je je niet blind staren op de gtot-waarde. Als je een zonwering hebt met een lage g-factor, die dus weinig zon laat toetreden, maar je vergeet de zonwering naar beneden te doen, dan ben je met de g-waarde uiteindelijk niet zo veel. Een zonwering die in theorie maar matig presteert, maar wel automatisch werkt, kan dan toch beter presteren in de praktijk omdat ze optimaal de zon tegenhoudt.
Belangrijk is dus een goed gebruik van je zonwering. Automatische sturingen kunnen je daarbij helpen. Naast de zoninstraling op de gevel (door een sensor gemeten in lux of in W/m²), kan een de zonwering ook aangestuurd worden door een wind- en regensensor zodat je zonwering bij slechte weersomstandigheden dicht of omhoog gaat om schade te voorkomen. Een buitenzonwering moet ook voldoende windvast zijn. Anders gaat ze dicht/omhoog bij het minste zuchtje wind.
Waar moet je nog op letten?
Een andere belangrijke parameter die bepalend is bij de keuze van je zonwering is daglichttoetreding. Ramen met rolluiken bijvoorbeeld, hebben een zeer lage zontoetredingsfactor, maar dompelen meestal de achterliggende ruimtes in het duister. Jaloezieën daarentegen kunnen naargelang de nood aangepast worden zodat er meer of minder daglicht binnenkomt. Maar: meer zonlicht is meer warmte. Afhankelijk van de functie moet er dus steeds een compromis gevonden worden tussen de zontoetredingsfactor en de nood aan daglicht.
Visueel comfort
Visueel comfort is vooral een aandachtspunt bij screens en wordt bepaald door de dichtheid van de weefstructuur (openingsfactor) en de kleur van het doek. Voor een gegeven kleur zal een doek met een hoge openingsfactor een beter doorzicht opleveren dan een doek met een lage openingsfactor. Een hogere openingsfactor betekent echter een hogere zonnetoetredingsfactor.
Zonwering in het raam
Een andere mogelijke oplossing is tussenzonwering die in het raam of in de beglazing ingewerkt is. Wind is dan geen issue meer, maar de zontoetreding is maar gemiddeld. Bij tussenzonwering in het raam bevindt de zonwering zich tussen de beglazing en een extra glasblad, dat aan de buitenzijde wordt toegevoegd en dat afzonderlijk kan opengemaakt worden (zie figuur en foto). Hierdoor blijft de zonwering toegankelijk, maar ze kan enkel toegepast worden bij opengaande ramen. Bijkomend nadeel van dit type zonwering in de beglazing: de glasspouw wordt breder, wat resulteert in een slechtere isolatiewaarde (hogere Ug-waarde).
Zonwerende beglazing
Hoewel het de meest efficiënte manier is om de zon buiten te houden, wil niet iedereen investeren in zonwering. Gemakkelijkheidshalve wordt er dan gekeken naar speciale beglazing om het oververhittingsprobleem aan te pakken. Gangbare zonwerende beglazing heeft echter het grote nadeel dat de g-waarde permanent laag is. Dat heeft tot gevolg dat je ook ’s winters veel minder warmtewinsten hebt. Daarenboven heeft zonwerende beglazing, met typische g-waardes tussen 25 en 40 %, nog steeds maar een matig tot weinig effect qua zonwering, volgens de hierboven gedefinieerde klassen. Daarnaast heeft een zonwerende beglazing meestal ook een lagere lichtdoorlatingsfactor (TL-waarde) dan een klassieke beglazing.
Conclusie?
Je kiest best voor een goede thermisch isolerende beglazing met een g-waarde van minstens 50 % en een TL-waarde van minstens 60 %, in combinatie met een goede automatische buitenzonwering.
Dit is een verkort artikel dat eerder verscheen in ecologisch magazine De Koevoet. Al 30 jaar lang is duurzaam bouwen en wonen een kernthema.
Lees ook:
Artikel Livios: Zonwering langs buiten - werking, soorten en prijs
Artikel Livios: Zonwering langs binnen - wat is het en wat voor opties zijn er?